Tussen droom en daad: De heropvoeding van de Belgische verminkte soldaten van de Groote Oorlog, 1914-1921

11 november 1922. In navolging van andere geallieerde strijdmachten, zoals Groot-Brittannië en Frankrijk, wordt die dag ook de Belgische Onbekende Soldaat van de Eerste Wereldoorlog ten grave gedragen. Op ceremoniële en symbolische wijze wordt de kist door acht Belgische oorlogsverminkten naar zijn laatste rustplaats gebracht: de Congreskolom te Brussel, waar nadien de eeuwige vlam zou worden ontstoken. De vier dragers van de kist aan de linkerkant misten hun rechterarm. Bij de vier dragers rechts was de linkerarm geamputeerd. Niet alleen de dragers van de kist van de Onbekende Soldaat waren oorlogsverminkten. Ook de soldaat waaraan daags voordien gevraagd was om de Onbekende Soldaat aan te wijzen was een oorlogsverminkte: Raymon Haesebrouck. Haesebrouck was een Belgische oorlogsblinde die zich tijdens een bezoek van de koning aan de loopgraven bovenop Albert I zou hebben gegooid om deze te beschermen tegen plots geweervuur. Wat er ook van zij, op 10 november wees Haesebrouck met zijn witte stok één van de vijf tentoongestelde kisten in het station van Brugge aan als de kist die daags nadien met de trein naar Brussel zou worden gebracht.

Het feit dat de rol die Belgische oorlogsverminkten hebben gespeeld in de ceremoniële begrafenis van de Onbekende Soldaat quasi onbekend is in zowel de academische wereld als bij het brede publiek, is tekenend voor de specifieke positie die aan personen met een handicap in de bestaande Belgische geschiedschrijving wordt toegekend. Hoewel er natuurlijk uitzonderingen zijn die de regel bevestigen, lijken personen met een handicap niet echt een geliefd thema te zijn. Met deze bijdrage over de geschiedenis van Belgische oorlogsverminkten willen we aantonen dat de volgende vaak geciteerde uitspraak van de Amerikaanse historicus Douglas Baynton ook voor de Belgische geschiedenis opgaat: “Disability is everywhere in history, once you begin looking for it, but conspicuously absent in the histories we write”. Net zoals alle andere geallieerde en centrale strijdmachten werd ook het Belgische leger al snel na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog geconfronteerd met de vraag wat te doen met de militairen die omwille van lichamelijke en/of psychische verwondingen niet langer actief aan de strijd konden deelnemen. Wat diende men bijvoorbeeld aan te vangen met een soldaat die vóór het uitbreken van de oorlog bakker, tramchauffeur of landbouwer was, en die, ten gevolge van een ontplofte granaat, een ziekte of een kogelkwetsuur, zijn beide benen verloor?

In wat volgt zal worden ingezoomd op de pedagogische component van het geheel aan medisch, juridische en politieke maatregelen die werden genomen zowel tijdens als na de Groote Oorlog teneinde een antwoord te bieden op het ‘probleem’ van de Belgische oorlogsverminkten. Deze pedagogische component wordt beschreven als heropvoeding of heropleiding. In eerste instantie zal worden ingegaan op de initiatieven die werden ontplooid ten aanzien van de fysiek verminkte soldaten. In het tweede deel van dit artikel komt de heropvoeding van de oorlogsblinden aan bod.

Download pdf